scène 9

Vosmeer bestuurt het zeepaard

Nacht, Op het Zeepaard. Een aantal soldaten is onder takkenbossen gaan liggen. Vosmeer gaat erbij staan met een nautisch uitziend stuur in zijn handen. Hij kijkt uitermate verdacht om zich heen en fluistert tegen het publiek en tegen de soldaten die onder de takkenbossen liggen.

VOSMEER BESTUURT HET ZEEPAARD

VOSMEER

(praat uit zijn mondhoek tegen de mannen beneden)

Nu gaat het er om spannen. Sst. Stil zijn daar beneden.

De wachten hebben 't ruim nauwelijks goed bekeken.

Stil! Het ergste is voorbij. Maar nog niet bewegen!
Voor 't opgaan van de maan, dat duurt nog maar heel even,
Zal 't leger meester zijn van poorten en van wallen.
De stad met al haar buit, zal in onze handen vallen.

Die Amsterdamse kip heeft gouden eieren gelegd,
Wie zich rijk wil rapen, doet beter wat ik zeg.

Straks als de takkenbundels, voor 'n deel zijn uitgeladen.

Stuur ik de wachters weg. Dan klim je op de kade.
Wacht daar verstopt tot ik dit schip in brand zal steken.
Dan moeten jullie snel de poorten openbreken.
Met alle macht zal 't leger volgen naar het licht
des schrikkelijken brands, die ik dan heb gesticht.

(tegen het publiek)

We lopen geen klein gevaar. Er zit een enorm gat,
in de bodem en de mannen zijn tot hier zeikens nat.
Ik begin als 'n gek te hozen, anders zouden ze verzuipen.
Dan begint er één te hoesten en jaagt me in de stuipen.
Ik geef mezelve moed en hef een liedje aan,
Ik zing zo voor mijn leven, schoon hart en nieren krompen,
Dan bibberde ik van kou, dan ging'k buiswater pompen.

Ze komen binnen. Vosmeer legt aan en gaat met landvasten in de weer.

BADELOCH komt op. Ze prikt een paar keer met een speer tussen het resterende hout. Zonder resultaat. Ze wordt onderbroken door Gijs - 't is tijd om naar de kerk te gaan.


Goddank! We zijn in d' stad, waar als een waterval,
Al 't volk schiet naar 't schip van straat en burregwal.
De wacht en ik beginnen het brandhout uit te laden,
De mensen nemen't aan en verdelen 't op de kade.

Als 't doorgaat zo ontdekken ze de in't ruim verborgen mannen!
Maar kijk, we krijgen bier in kroezen en in kannen!

Hij wenkt zijn bewakers, haalt zijn beurs tevoorschijn


Wachters kom! En luister. Het feest gaat hier beginnen.
Het werk is gedaan, het Zeepaard is nu binnen.
Nu kom! Laten we vieren dat we 't hebben overleefd.
Kom hier dat'k jullie allen, een beetje drinkgeld geef.
Een vrolijk kerstfeest, alsjeblieft. Jij ook, hier, neem 't ervan.
Ik maak het hier wel af, joh. Ik kom 'r direct achteran.

Hij kijkt onder de takkenbundels

VOSMEER

(fluisterend als tegen de verborgen soldaten)

Iedereen okee?

Omstreeks middernacht, voor  ´t opgaan van de maan,
Als iedereen zit te bidden, zal't Zeepaard opengaan.

Jullie splitsen je in twee, en voor iemand het hoort,

Veroveren jullie heimelijk de Haarlemmer poort.
En gooien hem wijd open. Ik zal jullie bijlichten

Door dadelijk als 't leeg is, brand in 't schip te stichten.